Sparta wint op karakter en papier met 7-8 bij Tubanters!

Het regende toen ze aankwamen. Niet zachtjes, maar hard, van die volgehouden motregen die alles koud en langzaam nat maakt. De lucht boven Enschede hing loodgrijs boven het Diekman-sportpark, en de wind trok onrustig langs de bomen. Het veld – verstopt achterop het uitgestrekte sportcomplex, alsof iemand het per ongeluk vergeten was bij de bouw van de stad en waar je je afvroeg of je niet per ongeluk op de Duitse grens was beland – lag er verlaten en glimmend bij. Alsof het wist dat er vandaag iets stond te gebeuren. De supporters van Sparta JO11-1 dwaalden letterlijk en figuurlijk over het terrein op zoek naar veld 83-onderdeel-C, of zoiets. Maar eenmaal gevonden, was het gevoel meteen goed. De geur van vers gemaaid gras, regen op je capuchon. Sparta was er weer klaar voor.

De jongens van Sparta JO11-1 kwamen één voor één tevoorschijn uit auto’s met beslagen ramen en warme lucht. Regenjassen, voetbaltassen, handdoeken onder armen. Niemand zei het hardop, maar iedereen voelde het: vandaag zou lastig worden. Je voelde het in de lucht. En misschien ook een beetje in je maag.

Nou ja… bijna klaar. Dit keer was niet een trainer, maar de scheidsrechter te laat. Met z’n fietstassen, sporttas op de rug én… zonder schoenen was hij onderweg geweest en had weer teruggemoeten. Maar toen hij er eenmaal was, kreeg men er wel een karakter bij. Deze man floot niet… Hij sprak…. Legde uit… Doceeerde alsof hij een lesmethode was. “Uitbal, Sparta-bal, en ik zal je vertellen waarom en wat ik zag.”

Ook van (vermeend) aanstellen was de scheids niet gediend. Bij een speler die de bal vol in zijn gezicht kreeg: “Word je sterk van.” En bij een andere jongen die met dramatische zuchten op de grond lag: “Ik heb meisjesteams die minder klagen.” Kamp van Koningsbrugge speelde zich die ochtend af in Zuid-Enschede.

De wedstrijd begon zoals het weer: nat en chaotisch. En voor ze het door hadden, gebeurde het: een misverstand achterin. Cas en Seger keken allebei, twijfelden. Niemand greep echt in. De roerloze bal was vervolgens een makkelijke prooi voor de spitsen van de thuispartij en eindigde in het net. Eén-nul voor Tubanters.

Maar Sparta rechtte meteen de rug. Hugo, altijd alert, profiteerde van een snelle aanval na de aftrap en tikte koelbloedig de 1-1 binnen. Het publiek — dat zich inmiddels onder paraplu’s en boomtakken had verzameld — leefde op. Ze kregen een nieuwe bal. De vorige was zacht, log. Deze was harder. Strakker. Beter. “Met deze bal hadden we allang 5-0 voorgestaan,” fluisterde een ouder, die zich afdroogde met een theedoek. Maar het hielp niet. Tubanters kwam terug. Via een aanval die snel en listig was. Twee-één. Verdedigend stond het even niet helemaal goed, maar eerlijk is eerlijk: het was gewoon een mooie goal.

Toch gaf Sparta zich niet gewonnen. Vanuit een slimme intrap volgde een heerlijke actie van Keje, die het overzicht hield en de 2-2 binnen knalde.

De wedstrijd was nu echt open, maar daarna sloeg Tubanters even hard toe. 3-2, 4-2, 5-2 en 6-2 vielen binnen afzienbare tijd. Ballen die niet klem zaten, corners die in de kluts vielen, de tegenstander leek overal te staan waar de bal was of waar de bal naartoe ging. En deze tegenstander was heel effectief was in het afstraffen van fouten. Het publiek zag Sparta vooral verliezen zichzelf.

Maar precies op het moment dat het publiek zijn hoop dreigde te verliezen, hief Jesse zijn hoofd op. Met een pass die de mist doorsneed en de verdediging van Tubanters in verwarring bracht, zette hij een aanval in gang die eindigde bij Hugo (of was het Daaf?). Hoe dan ook: de bal lag in het net. 6-3.

Sparta kwam tot leven. Nu was het Daaf zelf die zijn moment claimde. Warmgelopen, scherp, klaar. Hij kapte, keek en schoot. 6-4. Het publiek schreeuwde het uit. De wind ging liggen. Het kantelpunt was in zicht. Sparta was “warm”, de motor draaide, en het geloof keerde terug.

Alles leek weer mogelijk met nog 10 minuten op de klok. De 6-5 lag op de schoen… Eén goal en het Diekman had kunnen ontploffen. Nog één goal en het zou spoken op dat veld, dat glibberige, verwaarloosde veld achterin Enschede. Nog één goal en het zou kunnen kantelen.

Maar het kantelde niet. Het brak. Net op het moment dat de magie voelbaar werd, sloeg Tubanters terug. Eén counter, één kans, één doelpunt: 7-4. De genadeslag. Het voelde alsof de regen weer begon.

Na het laatste fluitsignaal stonden ze daar. Modder op de knieën, regendruppels op de wimpers, rode wangen. Sommige met gebalde vuisten. Anderen met schouders die net wat lager hingen.

Maar toen gebeurde het. Iemand – misschien een ouder, misschien één van de jongens – besefte het opeens. Gewoon, achteloos. “..Maar uitdoelpunten… tellen dubbel.., toch?”
En toen begon het te leven. Eén voor één verschenen er grijnzen. Vier doelpunten uit. Acht dus. En met zeven tegen… dat betekent maar één ding: Sparta wint.

Niet op papier. Niet in het klassement. Maar wél in het hoofd. In het hart. In de verbeelding. En volgende keer. In het echt.

En als je goed kijkt — zelfs nu, dagen later — dan zie je nog steeds de modder op hun schoenen. En de glans in hun ogen. De glans van deze mooie wedstrijd, de teamspirit en het trouwe Sparta publiek.